19 aug Dir En Grey – Phalaris (CD Review)
Het vorige Dir En Grey-album ‘The Insulated World’ was voor mij geen succes. n recensie probeerde ik nog opbouwend te zijn, maar het was een bak herrie waarop de spannende dynamiek waar Dir En Grey om bekendstaat ver te zoeken was. Het nieuwe ‘Phalaris’ is een behoorlijke stap terug in de goede richting.
‘Phalaris’ klinkt als het album dat tussen ‘Dum Spiro Spero’ (2011) en ‘Arche’ (2014) uit had moeten komen. Van ‘Dum Spiro Spero’ heeft het de zware extreme metalriffs, maar ‘Phalaris’ is bij lange na niet zo complex. Qua herkenbare melodieën en galmende sound roept ‘Phalaris’ dan weer herinneringen aan ‘Arche’ op, al is het album wat minder open en toegankelijk. Ik zou bijna zeggen dat ‘Phalaris’ het beste van twee werelden is, maar ‘Arche’ is nét iets beter. De ongebreidelde agressie heeft daarnaast plaatsgemaakt voor een meer sfeervolle benadering. En eerlijk is eerlijk: dat is hoe ik Dir En Grey persoonlijk het liefst hoor.
Muzikaler
Een van de eerste dingen die opvalt aan ‘Phalaris’ is dat de zang van Kyo minder extreem is. Hij krijst, schreeuwt en grunt nog wel, maar in de basis leunt ‘Phalaris’ op drie vocale benaderingen. Allereerst zijn borststem. Niet de mooiste van de Japanse rockscene, maar wel zeer expressief en passend bij de muziek. Ook zijn kopstem is veel te horen. Misschien iets te veel als je hem niet gewend bent, maar het is nooit hoog om het hoog. Het agressievere werk bestaat vooral uit een hardcore-achtige brul.
De composities sluiten daarop aan. Kaoru en Die vuren een flink aantal woeste gitaarriffs op de luisteraar af, maar gaan vooral goed om met de ruimte die ze krijgen. De fantastische, tien minuten durende opener Schadenfreude laat beide kanten van hun spel goed horen. Er is genoeg stevig gitaarwerk te horen, maar Kaoru en Die bedienen zich net zo makkelijk van brede akkoorden om Kyo de ruimte te geven. Het opvallende is dat Kyo deze ruimte niet gebruikt om alles vol te proppen met extreme zang. In plaats daarvan zijn de vocale keuzes die hij maakt veel muzikaler.
Wie ‘Phalaris’ hoort kan ook niet om Shinya heen. Naar mijn mening staan zijn drums veel te hard ingemixt, maar eerlijk is eerlijk: hij speelt uitstekend. Op The Perfume of Sins zit zelfs een snelle thrashmetalpolka die tegen een blastbeat aanhangt; een primeur. Datzelfde nummer vat het dynamische geluid van ‘Phalaris’ goed samen. Het is dus niet heel verrassend dat ze juist The Perfume of Sins van een muziekvideo voorzien hebben.
Tussen heftig en ballad
Naast Schadenfreude is de eveneens lange afsluiter Kamuy een hoogtepunt op ‘Phalaris’. Kamuy duurt zo’n negen minuten en begint als ballade. Voor Dir En Grey-begrippen heeft het nummer erg lang nodig om heftig te worden, maar dat is juist een groot voordeel. De band lijkt de hele tijd naar een climax toe te werken die pas veel later komt dan je als luisteraar verwacht. Zo houdt het nummer je aandacht vast. De synthesizers op het nummer, zoals altijd gespeeld door Takumi van Rentrer En Soi en Sukekiyo, zijn eveneens erg interessant.
Al vanaf hun begindagen is Dir En Grey de specialist in de “heavy ballad”. Nummers als Lotus lieten in het verleden horen dat zwaar gitaarwerk en beukende drums best samen kunnen gaan met een melancholieke balladsfeer. Dit keer zijn de single Oboro en het fantastische 13 voorbeelden van hoe Dir En Grey deze formule geperfectioneerd heeft. Er staan ook twee “echte” ballads op ‘Phalaris’. Otogi is daarvan mijn favoriet, vanwege zijn afwijkende alternatieve rock-sfeer. Maar ook Hibiki is zeer de moeite waard.
Juist omdat ‘Phalaris’ zo’n dynamisch album is, zijn de heftige nummers dit keer wat beter te pruimen. Eddie is bot en punky, terwijl de single Ochita Koto no Aru Sora bijna aan hun middenperiode (‘Vulgar’, ‘Withering to Death’) doet denken. Het beste is misschien nog wel het grijze gebied tussen heftig en ballad in. Schadenfreude overtuigt daar zeer in, maar ook Utsusu, Bouga wo Kurau is een meesterwerk. Shinya’s erg op toms leunende drumpartijen zijn erg creatief, de riffs starten en stoppen steeds en de harmonieën creëren een te gekke sfeer.
Herkenbaar
‘Phalaris’ herstelt de fouten van ‘The Insulated World’ in stijl. Het ligt dichter bij de progressieve rock en metal van ‘Uroboros’, maar is wel wat minder abstract. Als gevolg daarvan heeft ieder nummer een direct herkenbare eigen smoel. Dat is een groot voordeel dat ‘Phalaris’ met ‘Arche’ deelt. Daarom blijft ieder nummer ook wat beter hangen dan gebruikelijk. En het hele album is gewoon een stuk spannender dan zijn voorganger.Er zijn versies van ‘Phalaris’ met een tweede cd, met daarop nieuwe versies van Mazohyst of Decadence (van het debuut ‘Gauze’ uit 1999) en Ain’t Afraid to Die (een single uit 2001). Daarvoor hoef je niet een van die versies te kopen. Ze klinken simpelweg niet anders genoeg dan hun oorspronkelijke versies. Sterker nog: ze klinken eigenlijk precies zoals je zou verwachten dat ze met de techniek van nu zouden klinken.
Geen reactie's