Blog header NINGEN ISU interview.

J-Music Guide: Ningen Isu

Met het succes van Muju no Scat op YouTube is Ningen Isu internationaal gezien opeens een vrij grote Japanse band. Feit is wel dat de band het tot een jaar of tien geleden zelfs in Japan met een trouw, maar select publiek moest doen. Ningen Isu werd in 1987 opgericht in het Noord-Japanse Aomori. Ver weg van grote steden als Tokio en Osaka en dus ook ver weg van platenlabels, promotoren en de grote concertzalen. Hun sterk door seventiesbands (Black Sabbath, Budgie, Led Zeppelin, flarden Motörhead en Flower Travellin’ Band) beïnvloede sound was toen al behoorlijk uit de tijd. Dat zal ook niet meegeholpen hebben.

Maar deze aanhouder won. Ningen Isu werd geliefd bij fans van oude rock en rond 2010 begon ook het internationale stoner- en doommetalpubliek de muziek van Ningen Isu te ontdekken. Begin 2020 bracht de band zelfs een verzamelaar uit met Engelse vertalingen van hun teksten in het cd-boekje. De livealbums zijn tegenwoordig voor wat grotere zalen opgenomen. Hun nummer Mugen no Junin Buto Hen werd een van de themasongs voor de anime ‘Blade of the Immortal -Immortal-‘. En begin 2020 waren de eerste Europese optredens een feit.

Namahage van ‘Burai Hojo’ (2014)

Ningen Isu doet overigens niet alleen Britse bands na. Hier en daar zitten wat nadrukkelijke Japanse folkinvloeden in de muziek. Bovendien zijn veel van hun teksten beïnvloed door literaire werken uit Japan. Hun bandnaam is zelfs de titel van een Edogawa Rampo-roman, De Menselijke Stoel in het Nederlands. En hun afgelegen thuisbasis zorgt ervoor dat hun muziek verstoten blijft van het te gepolijste plastic karakter dat veel bands uit de grote steden wel hebben.

De must-have: Ogon no Yoake (1992)

‘Ogon no Yoake’ is niet mijn favoriete Ningen Isu-album. Daarover later meer. Maar als je nieuwsgierig bent naar de band, is dit het perfecte album om mee te beginnen. Het is hun derde album en eigenlijk hun eerste echt goede album. De productie is gebalanceerder en bovendien laat ‘Ogon no Yoake’ Ningen Isu van praktisch al hun kanten horen. Hun handelsmerk is trage tot mid-tempo nummers met memorabele riffs. Daar zijn er genoeg van op ‘Ogon no Yoake’. Vooral de duistere afsluiter Kyoku Sanmyaku is daar een uitstekend voorbeeld van, maar ook het lange Mandragora no Hana bevat een duidelijke knipoog naar Black Sabbath.

Aan de andere kant staan er ook wat meer uptempo nummers op ‘Ogon no Yoake’. Kyofuku no Neji is een fantastisch sneller nummer zonder dat het té agressief wordt. Mugon Denwa begint snel en agressief, maar heeft een psychedelisch middenstuk dat het nummer mooi opbreekt. De gitaarpartij klinkt als een irritant rinkelende telefoon, wat uitstekend aansluit op de titel, die “stil telefoontje” betekent. Dat is misschien wel het eerste voorbeeld van Shinji Wajima die de titel nabootst op zijn gitaar. Later zou liet hij zijn instrument klinken als bijvoorbeeld een jammerende kat op Kuroneko (“zwarte kat”) of een stoomtreinfluit op Yurei Ressha (“spooktrein”).

‘Ogon no Yoake’ bracht Ningen Isu’s sound de stroomlijning die het nodig had. Maar daarbij ging niets van de ambitie van de band verloren. Het openende titelnummer is bijvoorbeeld lang en spannend opgebouwd, maar wel luisterbaar. Ook is dit het eerste Ningen Isu-album waarop de zang van Wajima en bassist Kenichi Suzuki echt goed klinkt. Beide zijn geen topzangers, maar de dubbelstemmige zang op een nummer als de dromerige rocker Shinpan no Hi is zeer overtuigend.

Als een huis

Veel bands zijn in de eerste jaren nog op zoek naar hun sound. Ningen Isu is daar een uitzondering op. Op hun titelloze EP (1989) en hun eerste albums ‘Ningen Shikkaku’ (1990) en ‘Sakura no Mori no Mankai no Shita’ (1991) staan de zware riffs al als een huis. Veel van de nummers op deze albums zijn nog steeds liveklassiekers, zoals Ringo no Namida, het dramatische Yasha ga Ike en Hari no Yama, Ningen Isu’s cover van Budgie-klassieker Breadfan met Japanse tekst. Met ‘Ogon no Yoake’ bewees de band niet alleen goede riffs, maar ook sterke nummers te schrijven. ‘Rashomon’ (1993) breidde dat verder uit door te focussen op kortere nummers en sterke zang. Met 41 minuten is het ook het kortste Ningen Isu-album tot nu toe.

Dunwich no Kai van ‘Taihai Geijutsu-Ten’ (1998)

Nadat Ningen Isu met die releases een gevestigde naam werd, sloeg de band aan het experimenteren. Hun basissound verdween nooit, maar op ‘Odoru Issunboshi’ (1995) en ‘Mugen no Junin’ (1996) klonk het trio wat kalmer en relaxter. Vooral ‘Mugen no Junin’ had nadrukkelijke folky klanken, al waren er met onder meer Kuroneko en Jigoku nog genoeg riffmonsters. Kort na ‘Mugen no Junin’ voegde drummer Masuhiro Goto zich definitief bij de band. Deze meesterdrummer drumde ‘Rashomon’ al in, maar werd vanaf ‘Taihai Geijutsu-Ten’ (1998) ook echt deel van het creatieve proces van Ningen Isu. Mocht de albumhoes het nog niet verraden hebben: het is een geflipt, psychedelisch album waarop het samenspel tussen Wajima, Suzuki en Goto wonderen doet.

Zware tijd

Het is ook dat samenspel dat het navolgende ‘Niju Seiki Sosokyoku’ (1999) tot een hoger niveau tilt. Want eerlijk is eerlijk, op Yurei Ressha, Kuroi Taiyo en Mushi na mist het album echte topnummers. De fantastische muzikale interactie tussen de drie heren is echter een genot om naar te luisteren. Dat is ook het geval op het navolgende ‘Kaijin Niju Menso’ (2000), al zijn de composities daarop aanmerkelijk beter. Het bleek de laatste toprelease van Ningen Isu in een lange tijd. Wat volgt was een reeks aardige, maar weinig urgente releases en na ‘Shurabayashi’ (2003) verliet Goto de band. Zijn vervanger Nobu Nakajima zit vandaag de dag nog steeds bij Ningen Isu.

In ons interview met Shinij Wajima gaf de gitarist toe dat de periode rond 2010 de zwaarste tijd in de geschiedenis van Ningen Isu was. De albums verkochten matig, de zalen waren niet vol en de bandleden moesten noodgedwongen een baan naast de band aanhouden. Met dat in het achterhoofd is het bewonderenswaardig dat Ningen Isu in die jaren alsnog iedere anderhalf à twee jaar met een degelijk album kwam. Naar mijn mening is ‘Mirai Romanha’ (2009) het dieptepunt in het oeuvre van de band. Er staan nog wel wat sterke nummers op (Shinen, Kagayakeru Ishi), maar Wajima’s stem klinkt vermoeid en het album is minstens een kwartier te lang.

Wat doe je om uit zo’n dal te kruipen? Gewoon weer uitstekende muziek gaan maken. Waar Wajima, Suzuki en Nakajima de inspiratie vandaan haalden is me niet duidelijk, maar met ‘Shigan Raisan’ (2011) bracht de band voor het eerst in ruim tien jaar een ijzersterk album uit. De riffs klinken beter, de nummers zijn gevarieerder en als geheel klinkt de band zelfverzekerder. Hierdoor kropen de verkopen langzaam omhoog en liepen de zalen geleidelijk aan voller.

Tweede jeugd

Achteraf blijkt ‘Shigan Raisan’ de opmaat naar een tweede jeugd. Het album wordt opgevolgd door ‘Mandoro’ (2013), een van Ningen Isu’s beste albums. In een uur neemt dit album de luisteraar mee langs bijna alle stijlen die Ningen Isu ooit probeerde, met een sterke nadruk op zware, niet al te snelle nummers met veel geïnspireerd samenspel. Het navolgende ‘Burai Hojo’ (2014) is wisselvalliger, maar bevat in Namahage wel het populairste Ningen Isu-nummer in lange tijd.

Mijn persoonlijke favoriet is ‘Kaidan Soshite Shi to Eros’ uit 2016. Dit is waarschijnlijk het zwaarste album dat Ningen Isu ooit maakte, maar het is ook een hele veelzijdige plaat met veel toffe progressieve wendingen. Ieder nummer op het album is een meesterwerk. Goed, een nummer als Kyofu no Dai O zal door zijn wat complexe opbouw niet de directe impact hebben die sommige oudere Ningen Isu-nummers wel hebben. Bovendien blijft het album hierdoor spannend. Ook als je hem vaker draait.

Shin Seinen Meigaki van ‘Shin Seinen’ (2019)

Sindsdien heeft Ningen Isu het hoge niveau goed vast weten te houden. ‘Ijigen Kara no Hoko‘ (2017) is door zijn experimentele opzet wat aan de wisselvallige kant, maar dat doet niets af aan topnummers als Kyomu no Koe en Itansha no Kanashimi. Twee jaar later verscheen ‘Shin Seinen‘, een album die zijn titel (“nieuwe jeugd”) veel eer aandoet. Het was Muju no Scat van dit album die de internationale roem van Ningen Isu aanwakkerde. Maar ‘Shin Seinen’ heeft zoveel meer te bieden. Het is wederom een album waarop eigenlijk elk nummer ijzersterk is. Hiermee is ‘Shin Seinen’ het derde topalbum dat Ningen Isu in de laatste zeven jaar uitbracht. Hoeveel bands die al meer dan dertig jaar bestaan kunnen dat nog zeggen?

Dit artikel – J-music Guide: Ningen Isu – verscheen voor het eerst op 5 maart 2021 en is voor het laatst geüpdatet op 5 maar 2021.

Kevin Pasman
kevymetal@hotmail.com

Kevin is altijd op zoek naar de beste muziek van over de hele wereld. Hij is altijd benieuwd naar de drijfveren van de muzikanten die erachter zitten en verdiept zich er graag in. Voor de The Sushi Times schrijft hij over de tofste Japanse bands maar wil je meer lezen? Kijk dan ook op zijn eigen site kevymetal.wordpress.com!

Geen reactie's

Geef een reactie