29 sep Kirishitan in Japan: de verborgen Christenen
Al in de 16e eeuw na Christus waren er missionarissen (de Jezuïeten) in Japan. Hun doel was zo veel mogelijk mensen te bekeren tot hun geloof. Het plan: eerst de belangrijke mensen overtuigen, daarna het gewone volk. Meer dan eens werden tienduizenden boeren gedwongen om zich massaal en meteen ook te bekeren, nadat hun provinciale heer een Christen was geworden. Toch vormen ze nu nog maar een kleine minderheid. Wie zijn die zogeheten Kirishitan en waarom zijn er niet meer van?
Verboden en vervolgd
Toyotomi Hideyoshi, de tweede grote hereniger, had zo zijn twijfels over de betrouwbaarheid van de “barbaren” die hun geloof kwamen verkondigen. Een militaire alliantie met Spanje (zelfde koning als Portugal) om samen China te veroveren, dat ging nog wel. Maar dat geloof? Toch stond hij het toe. Totdat hij Japan en Korea onder controle had, konden ze vrienden blijven. Maar inmiddels waren er vele tienduizenden Kirishitan en stelden ze steeds meer eisen. De Katholieke orde had letterlijk de macht in Nagasaki – uitgegroeid tot belangrijke havenstad – en gedroeg zich daar als alleenheerser. Het was in zijn ogen een staatsgevaarlijke sekte geworden.
In juli 1587 gaf Hideyoshi daarom het bevel aan alle Jezuïeten om het land te verlaten en liet hij 60 tempels van de Kirishitan (waaronder de Nanban-ji in Kyoto) afbreken. Stiekem bleven een aantal toch in het land, en bleven ze mensen bekeren. Met name onder de arme bevolking deed de belofte van een beter leven in het hiernamaals het best goed. Maar toen zeven jaar later een Spaans schip voor de kust strandde, waarin ze (natuurlijk) kanonnen en vuurwapens aantroffen, nam Hideyoshi hardere maatregelen. Zesentwintig mensen, waaronder drie kinderen werden gekruisigd in Nagasaki.
Meer of minder Christenen
Ondertussen kwam kwam Japan er via de (protestantse) Hollanders en Engelsen achter dat er ook andere stromingen van het Christendom bestonden. Die waren nota bene in oorlog met elkaar. Katholieken wilden de hele wereld inpikken, zo luidde hun boodschap. De komst van meer priesters was een voorloper van een grootschalige invasie en kolonisatie door Portugal of Spanje. Niet eens vergezocht, want zo was het ook gegaan in Macau en de Filipijnen.
Begin 17e eeuw werden alle buitenlanders dus het land uit gezet. Maar… omdat de Nederlanders beloofden geen missionarissen te sturen en zich niet met de politiek te bemoeien, mochten zij ondanks alles toch blijven handelen met Japan. Voor de zekerheid moesten ze wel allemaal op een klein kunstmatig eilandje in de baai van Nagasaki komen wonen, waar Bijbels verboden waren.
Uiteindelijk was het shogun Tokugawa Ieyasu die in 1614 de godsdienst volledig verbood, op straffe van de dood. Één van de manieren waarop dit getest werd, was door op een afbeelding van het kruis of Jezus te trappen. Deed je dat niet, of aarzelde je te veel, dan viel je door de mand. Een aantal krijgsheren zwoer het geloof af, anderen ontvluchtten Japan. Onder de vervolgingen door zijn zoon en kleinzoon werden in de jaren erna honderden Japanse kakure (‘verborgen’) Kirishitan op de brandstapel gezet, samen met een enkele illegale missionaris. Het was het begin van het einde voor deze religie… zo leek het.
Schuilkerken en onderduikers
Uiteraard legde niet iedereen hun geloof in de almachtige Kami-sama (god) zomaar naast zich neer. De Kakure Kirishitan gingen stiekem door met Christelijke rituelen en hielden hun nieuwe tradities in ere. Dat waren bijvoorbeeld korte gebedjes. Een beetje zoals Boeddhistische mantra’s, maar dan gebaseerd op het Latijn in plaats van Sanskriet. Die mengden zich met andere heilige spreuken en voorouderverering. Nu er geen paters meer waren om de ‘juiste’ Katholieke leer uit te leggen, nam het Japans Christendom langzaam maar zeker een eigen vorm aan.
Om onopgemerkt toch kruizen in de buurt te hebben, maakten ze bijvoorbeeld stenen lantaarns die een beetje kruisvormig waren. Of versies waar je een dwarsbalk door kan schuiven. Bij een overheidsinspectie kon je die dan gauw weghalen. De Heilige Maria was ook een blijver; deze moederfiguur kon men aanbidden door beeldjes te gebruiken van de bodhisattva Kannon; symbool van mededogen. De laatste paar eeuwen wordt deze (van oorsprong mannelijke) ‘godheid’ steeds vaker als vrouw afgebeeld. Inclusief een verschijningsvorm die zich ontfermt over kinderen; baby Jezus, bijvoorbeeld.
Eind 19e eeuw kreeg iedereen, onder buitenlandse druk, weer vrijheid van religie. De westerlingen wilden namelijk hun eigen kerken kunnen bouwen in de Japanse havensteden die ze hadden geclaimd. Toen er eindelijk weer een katholieke kerk opende in Nagasaki, bleken er onder de plaatselijke bevolking al Christenen te zijn. Zo’n 30.000 mensen hadden zich al die tijd vast weten te houden aan Gods woord. Sommigen sloten zich daarop weer aan bij het Katholicisme, anderen kozen ervoor hun eigen stijl te behouden. Zij werden hanare [losgelaten] Kirishitan genoemd.
Hedendaagse gelovigen
Nog steeds vind je veel meer Christenen in Kyushu dan op de andere eilanden. Een klein groepje met eeuwenoude kerken is zelfs uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed. Aanhangers van het kurisuto-kyō (de Christus leer) noemen zich overigens kurisuchan (van het Engelse ‘Christian’). De term Kirishitan wordt alleen nog gebruikt in historische context. Het geloof is nu ook vrij internationaal, vergeleken met het publiek bij andere tempels en heiligdommen. Soms zie je ze op straat, zingend, of folders uitdelend, en verlenen ze hulp aan daklozen. Misschien toch een beetje zoals Jezus het gewild zou hebben.
Geen reactie's