25 feb Recensie: Onmyo-za – Ryūō Dōji
Het jaar is pas een paar weken oud, maar het eerste muzikale hoogtepunt uit Japan is al binnen. Mogelijk zelfs het grootste. Nu geef ik meteen toe dat Onmyo-za een van mijn lievelingsbands is, maar dat komt wel ergens vandaan. Er is geen band in Japan of daarbuiten die zo klinkt als Onmyo-za. En ook ‘Ryūō Dōji’ staat weer volledig in het teken van hun unieke mix van traditionele hardrock- en heavymetalriffs, J-rockmelodieën en invloeden uit de Japanse folk. Het is in zekere zin het meest traditioneel klinkende Onmyo-za-album in jaren. Tegelijkertijd is er geen album van de band uit Osaka dat erop lijkt.
Normaal gesproken brengt Onmyo-za ieder jaar of iedere anderhalf jaar wel een nieuw album uit. ‘Ryūō Dōji’ liet echter bijna vijf jaar op zich wachten. Zangeres Kuroneko kampte met gezondheidsproblemen die haar gehoor en haar stembanden aantastten. De noodgedwongen pauze lijkt zowel zangeres als band goed gedaan te hebben. Allereerst klinkt Kuroneko fantastisch, al zou dat ook kunnen komen doordat ze in de mix minder met de gitaren hoeft te worstelen. ‘Ryūō Dōji’ is namelijk aanmerkelijk minder heavy dan directe voorganger ‘Hadō Myōō‘.
Verrassend met bekende elementen
Voorafgaand aan het album verscheen de video van Ibaragi Dōji. En eerlijk gezegd is dat nummer ietwat misleidend. Wie het nummer hoort, vemoedt waarschijnlijk dat ‘Ryūō Dōji’ een voortzetting is van de zware benadering van ‘Hadō Myōō’. Niet dat er geen heavy nummers op ‘Ryūō Dōji’ staan; het relatief duistere Nurarihyon is met zijn stampende hoofdriff en geweldige tweestemmige refrein zelfs een van de hoogtepunten van het album. De algehele tendens van het album is echter wat melodieuzer en zanggerichter dan op zijn voorganger.
Wat ook opvalt is dat zanger, bassist en Kuroneko’s echtgenoot Matatabi verrast met bekende elementen. De even melancholieke als hoopvolle melodieën zijn onmiskenbaar Matatabi. Maar het komt regelmatig voor dat ze bijvoorbeeld eerder afgelopen zijn dan je op basis van hun eerdere werk zou verwachten. Of ze zitten op een andere plek in het nummer dan gebruikelijk. Matatabi heeft bijvoorbeeld de neiging om het eerste echte nummer op het album te beginnen met een catchy, uptempo hardrockriff. In plaats daarvan begint Kuroneko Ryūsō met een prachtige melancholieke zanglijn met minimale begeleiding. Die riff komt wel, maar later.
Vocaal gezien houdt Matatabi zich wat meer op de vlakte dan op de laatste paar albums. De vocale interactie tussen hem en Kuroneko is nog altijd een van de pijlers van de sound van Onmyo-za. Ze wisselen elkaar nog steeds af of verzorgen samen nog altijd ongeëvenaarde harmonieën. Maar het was duidelijk Matatabi’s intentie om zijn vrouw dit keer wat meer de ruimte te geven.
Uitgebreid
Met ruim 71 minuten is ‘Ryūō Dōji’ erg lang. Vermoedelijk komt dat doordat Matatabi langer de tijd had om een album te schrijven. Ergens heb ik het gevoel dat het album een of twee nummers korter had moeten zijn. Maar ik zou niet zo goed weten welke nummers er dan zouden moeten sneuvelen. Na mijn eerste luisterbeurt had ik het idee dat Kakugo een opvullertje was, omdat het wel erg lang op zijn midtempo hardrockgroove voortborduurt. De tweede keer viel het kwartje opeens. De vocale interactie in het refrin en het vraag-en-antwoordspel van gitaristen Maneki en Karukan in de slotminuut zijn te goed.
Dynamisch
Mijn favoriete moment op ‘Ryūō Dōji’ is als sessiedrummer Makoto Dobashi – die al sinds 2011 met de band werkt – het ritme onder de fantastische hoofdriff van Gekka Ninpōchō ineens versnelt. Opeens ontstaat een heel nieuwe climax met exact dezelfde melodische informatie. Briljant. De tijd zal moeten leren of Dōjōji Kuchinawa no Goku onttroond gaat worden door het ruim elf minuten durende Shiramine als het om mijn favoriete lange Onmyo-za-nummer gaat, maar goed is laatstgenoemde zeker. Het is waarschijnlijk het eerste lange nummer van de band waarvan ik het ballad-gedeelte het hoogtepunt vind.
Ryōmen-Sukuna is een vergelijkbaar dynamisch, theatraal nummer, maar dan wat korter. Hoe de kalme, bijna meditatieve bovenlaag van Karura samenwerkt met de solide ritmes doet denken aan het relatief rustige en schandelijk ondergewaardeerde album ‘Fūjin Kaikō’ (2014). Maar ook wat meer conventionele nummers voor de band, zoals Hōō no Hitsugi en Ōinaru Kappa, zijn zeer overtuigend.
Variatie
Ik ben me ervan bewust dat mijn mening gekleurd kan zijn doordat ‘Ryūō Dōji’ het eerste album in bijna vijf jaar is van een band waar ik ontzettend veel van houd. Toch denk ik dat mijn positiviteit te onderbouwen is. Zelfs voor een band die zo om zijn variatie bekendstaat is ‘Ryūō Dōji’ een enorm gevarieerd album. Het heeft daarom de potentie om een breder pubiek aan te spreken dan Onmyo-za normaal gesproken doet. Net als ‘Chimimōryō’ (2008) eigenlijk.
Matatabi’s teksten zijn uitsluitend in het Japans en dan ook nog regelmatig met kanji van eeuwen oud die lang niet iedere Jappanner vandaag de dag nog kan lezen. Voor een label in Europa is Onmyo-za dus een riskante band om te marketen, waardoor je voor de cd’s van de band toch echt in Japan moet zijn. Wie eerst even wil luisteren kan dat echter gewoon op grote streamingplatforms als Spotify doen.
Geen reactie's